-
1 vile
adj. gemeen, verachtelijk -
2 score
n. resultaat; puntenstelsel; winstpunt; rangschikking; tientallig; schuld; rekening; partituur; aantekening; spleet, snee--------v. bereiken, winnen, hoog scoren; hoge punten krijgen; aantekenen; spleet, sneescore1[ sko:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stand ⇒ puntentotaal, score3 getrokken/ingesneden lijn ⇒ kerf, kras; striem, schram; lijn6 grief7 onderwerp ⇒ thema, punt♦voorbeelden:1 what is the score? • hoeveel staat het?keep (the) score • de stand bijhoudenlevel the score • gelijkmakenon the score of • vanwegeon that score • daaromrun up a score • in de schulden rakenon this/that score • wat dit/dat betreft————————score23 succes hebben/boeken♦voorbeelden:¶ 〈 informeel〉 score off/against/over someone • iemand aftroeven; iemand de grond in trappen 〈 in debat〉; iemand voor gek zettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lijn(en) trekken/krassen ⇒ (in)kerven; schrammen6 een score/puntentotaal halen van 〈 bijvoorbeeld in test〉♦voorbeelden:2 score something (up) against/to someone • iets op iemands rekening schrijven 〈 ook figuurlijk〉; iemand iets aanrekenen -
3 bewerking
1 [handeling] treatment ⇒ cultivation 〈 bodem〉, working 〈 materiaal〉, tooling 〈 materiaal〉, process(ing) 〈 voedsel, goederen〉, manufacturing 〈 goederen〉, 〈 redactie〉 editing2 [resultaat] 〈 boek, tekst, film, toneel〉 adaptation, version; 〈 muziek〉 arrangement; 〈 voor orkest〉 orchestration; 〈 herziene uitgave〉 revision; 〈 redactie〉 edition3 [het beïnvloeden] manipulation ⇒ influencing, canvassing 〈 klanten, kiezers〉, lobbying 〈 kamerleden〉♦voorbeelden:in een bewerking voor koor en orkest • arranged for choir and orchestrabewerking voor toneel • dramatization, adaptation for the stage 〈 bijvoorbeeld roman〉 -
4 get down
get down♦voorbeelden:get down on one's knees • op zijn knieën gaan (zitten)¶ get down to something • aan iets kunnen beginnen, aan iets toekomenget down to business • ter zake komenget down to work • aan het werk gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:III 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
5 piping hot
-
6 piping
adj. fluitend; schreeuwerig--------n. pijp; buis; fluiten; buizenstelselpiping1[ pajping] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————piping2————————piping3〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
7 poison
n. gif; vergif--------v. vergiftigenpoison1[ pojzn] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————poison2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 their good relationship was poisoned by jealousy • hun goede verhouding werd door jaloezie verstoord/verziekt -
8 geest
2 [ziel] soul3 [verstand; zetel van de gedachte] mind5 [God] ghost, spirit♦voorbeelden:een scherpe geest • a vigorous/sharp minddaar speelt mij iets door/voor de geest • I have something in mindiets voor de geest halen/roepen • call something to mindvoedsel voor/van de geest • food for thought4 jong van geest zijn • be young in spirit/at heart〈 spreekwoord〉 de geest is gewillig, maar het vlees is zwak • the spirit is willing, but the flesh is weak5 de Heilige Geest • the Holy Ghost/Spiritdit stuk is in de geest van Vondel geschreven • this play is written in a Vondelian vein8 een boze/kwade geest • an evil spirit, a demonaan geesten geloven • believe in ghosts/spirits¶ zij zei iets in de geest van: … • she said something to the effect that … -
9 toevoeging
1 [het toevoegen] addition, adding2 [toevoegsel] addition ⇒ additive 〈o.a. in voedsel〉, extension 〈bijvoorbeeld aan gebouw/constructie〉, rider 〈 aan officieel stuk〉3 [onvriendelijk woord] comment, nasty remark♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский